Met deze tool worden objecten (en delen van objecten) gevonden die zich binnen de grenzen van gebieden in de eerste invoerlaag bevinden.
Als Huidige kaartextent gebruiken is aangevinkt, worden alleen de objecten in de invoerlaag en de samen te vatten kaartlaag geanalyseerd die zichtbaar zijn binnen het huidige kaartextent. Als deze optie niet is aangevinkt, worden alle objecten in de invoerlaag en de samen te vatten kaartlaag geanalyseerd, ook als ze zich buiten het huidige kaartextent bevinden.
De gebiedslaag die gebruikt wordt om objecten samen te vatten die binnen de grenzen vallen. U kunt kiezen om samen te vatten binnen een polygoonlaag die u verstrekt of binnen vierkante of zeshoekige bins die worden gegenereerd als de tool wordt uitgevoerd. Bij het genereren van bins, voor Vierkant bepalen het gespecificeerde aantal en de eenheden de hoogte en de lengte van het vierkant. Voor Zeskant bepalen het gespecificeerde aantal en de eenheden de afstand tussen de evenwijdige zijden.
Analyse d.m.v. vier- of zeshoekige bins vereist een geprojecteerd coördinaatsysteem. U kunt het Processing coördinaatsysteem instellen bij Analysis Environments. Als uw huidige coördinaatsysteem niet op een geprojecteerd coördinaatsysteem is ingesteld, zal u gevraagd worden het in te stellen wanneer u Analyse uitvoeren kiest.
Naast het kiezen van een laag van uw kaart, kunt u kiezen voor Analyselaag kiezen onderaan de keuzelijst om in uw inhoud te zoeken naar een big data file share-dataset of objectlaag.
Objecten in deze laag die binnen de grenzen van objecten in de invoerlaag vallen, of de hierboven gespecificeerde lagen, worden samengevat.
Naast het kiezen van een laag van uw kaart, kunt u kiezen voor Analyselaag kiezen onderaan de keuzelijst om in uw inhoud te zoeken naar een big data file share-dataset of objectlaag.
De afstand gebruikt om bins te genereren.
Ofwel Bingrootte voor bins of Gebiedslaag moet worden ingesteld.
Als de tijd is ingeschakeld op de invoerpuntlaag en het is van het type instant, dan kunt u analyseren met behulp van tijdstappen. Er zijn drie parameters die u kunt instellen als u tijd gebruikt:
Bijvoorbeeld als u data hebt die een periode van een jaar vertegenwoordigen en u ze analyseren met behulp van wekelijkse stappen, stel Tijd stapinterval in op 1 week
.
Als u bijvoorbeeld data hebt die een periode van een jaar vertegenwoordigen en u wilt ze analyseren met behulp van de eerste week van de maand, stek Tijd stapinterval in op 1 week
, Hoe vaak de tijd stap te herhalen op 1 maand
, en Tijd op de tijdstappen uit te lijnen op 1 januari om 12:00
.
Tijdsinterval gebruikt voor het genereren van tijdstappen. Tijdstapinterval kan alleen worden gebruikt of gebruikt met de Hoe vaak wordt de tijdstap herhaald of Tijd om de tijdstappen op uit te lijnen parameters.
Bijvoorbeeld, als u tijdstappen wilt creëren die elke maandag plaatsvinden van 9:00 tot 10:00, stel Tijdstapinterval in op 1 uur
, Hoe vaak de tijdstap herhalen op 1 week
en Tijd om de tijdstappen uit te startenom 9:00:00 op een maandag
.
De stap gebruikt voor het berekenen van een tijdstap. Hoe vaak wordt de tijdstap herhaald kan alleen worden gebruikt, met Tijdstapinterval met Referentietijd of met beide Tijdstapinterval en Tijd om de tijdstappen op uit te lijnen.
Bijvoorbeeld, als u tijdstappen wilt creëren die elke maandag plaatsvinden van 9:00 tot 10:00, stel Tijdstapinterval in op 1 uur
, Hoe vaak de tijdstap herhalen op 1 week
en Tijd om de tijdstappen te starten om to 9:00 op een maandag
.
De datum en tijd gebruikt om tijdsplakken op af te stemmen Tijdstap start vanaf en gaat verder terugwaarts naar deze tijd. Als er geen referentietijd wordt geselecteerd, zal de tijdstap uitlijnen op 1 januari 1970.
Bijvoorbeeld, als u tijdstappen wilt creëren die elke maandag plaatsvinden van 9:00 tot 10:00, stel Tijdstapinterval in op 1 uur
, Hoe vaak de tijdstap herhalen op 1 week
en Tijd om de tijdstappen uit te lijnenop 9:00:00 op een maandag
.
U kunt statistieken berekenen over objecten die zijn samengevat.U kunt het volgende berekenen in numerieke velden:
U kunt het volgende berekenen in numerieke velden:
In aanvulling op deze statistieken worden evenredige statistieken berekend op basis van alle numerieke velden:
Afhankelijk van de objecttypes die u samenvat, worden het totale aantal van dichtstbijzijnde punten, totale lengte van lijnen of totale oppervlakte berekend.
Dit is een attribuut van de Samenvatten-objecten die u kunt gebruiken om statistieken afzonderlijk te berekenen voor elke unieke attribuutwaarde. Stel bijvoorbeeld dat de eerste invoerlaag stadsgrenzen bevat en dat de samengevatte objecten percelen zijn. Een van de attributen van de percelen is Status en dit bevat twee waarden: VACANT en OCCUPIED. Als u het totale gebied wilt berekenen van lege en bezette percelen binnen de grenzen van steden, gebruikt u Status als groep per attribuut. De statistieken voor elke groep en het aantal objecten binnen elke gebiedsgrens worden weergegeven in de pop-up van de resultaatlaag.
Dit selectievakje wordt ingeschakeld wanneer u een veld kiest om op te groeperen. Als u wilt weten welke attribuutwaarden binnen elke groep in de minderheid zijn (minst dominant) of in de meerderheid (meest dominant) binnen elke grens van de eerste invoerlaag, selecteer dan Minderheid, meerderheid toevoegen. Als u Minderheid, meerderheid toevoegen selecteert, worden er twee nieuwe velden toegevoegd aan uw resultaatlaag. Als u ook Percentages toevoegen worden twee extra velden toegevoegd aan de resultaatlaag met de percentages van de minderheid en de meerderheid van de attribuutwaarden binnen elke groep.
Dit selectievakje wordt ingeschakeld als u een veld kiest om te groeperen. Selecteer Percentages toevoegen als u het percentage wilt zoeken van elke attribuutwaarde binnen elke groep. Er wordt een nieuw veld toegevoegd aan de resultaattabel met de percentages van elke attribuutwaarde binnen elke groep. Als Minderheid, meerderheid toevoegen ook geselecteerd is, worden twee extra velden toegevoegd aan de resultaatlaag met de percentages van de minderheid en de meerderheid van de attribuutwaarden binnen elke groep.
GeoAnalytic-resultaten worden opgeslagen in een datastore en weergegeven als een objectlaag in Portal for ArcGIS. In de meeste gevallen moeten de resultaten worden opgeslagen in de spatiotemporele data store en dit is de standaardinstelling. In sommige gevallen is het opslaan van de resultaten in de relationele data-opslag een goede optie. Hier volgen redenen waarom u resultaten zou willen opslaan in een relationele data-opslag:
U moet geen gebruik maken van een relationele data-store als u verwacht dat uw GeoAnalytics-resultaten toenemen en u wilt profiteren van de mogelijkheden van de spatiotemporele big data-store om grote hoeveelheden gegevens te verwerken.
De naam van de laag die wordt gemaakt. Als u naar een ArcGIS Data Store, schrijft, worden uw resultaten opgeslagen in Mijn Content en toegevoegd aan de kaart. Als u naar een big data file share schrijft, worden uw resultaten opgeslagen in de big data file share en toegevoegd aan het bijhorende manifest. Ze zullen niet worden toegevoegd aan de kaart. De standaardnaam is gebaseerd op de toolnaam en de naam van de invoerlaag. Als de laag al bestaat, zal de tool falen.
Wanneer u schrijft naar ArcGIS Data Store (relationele of spatiotemporele big datastore) met behulp van de vervolgkeuzelijst Resultaat opslaan in, kunt u de naam van een map opgeven in Mijn Content, waar het resultaat wordt opgeslagen.